Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Op zoek naar de taalgrens

De komende weken reist de Nederlandse correspondent Pieter-Bas van Wiechen per fiets door België om het land beter te leren kennen. Voor deBuren schrijft hij wekelijks een column over zijn tocht.
Door Pieter-Bas van Wiechen op 16 jun 2009
Tekst

Etappe 2: Brussel - Edingen - Bever  - Geraardsbergen - Sint Pieters-Leeuw

Op de fiets langs het kanaal  Brussel-Charleroi betrap ik mezelf op mijn Nederlanderschap. De verfrissende openheid van het fietsen langs het water is iets dat ik in België mis. Mijn genieten mag niet lang duren want mijn doel is Edingen, ten zuid-oosten van Brussel. Al snel ligt het kanaal achter me en rijd ik door het glooiende Pajottenland. Het landschap doet oorspronkelijker aan dan Limburg waar ik vorige week was, minder zelf gebouwde boerderettes en meer oude, doorleefde boerderijen. De plattelandslucht doet mij duchtig doortrappen, ik geniet van Vlaamse dikbilkoeien en de slingerende weggetjes over de heuvels op naar de taalgrens.

Na een slordige twee uur fietsen moet ik volgens de kaart de taalgrens naderen. Grenzen hebben mij altijd gefascineerd, de zindering van het andere. Maar hoe een taalgrens eruit ziet weet ik niet. Verandert de taal in één keer? Staat er een bordje?

Ik rijd Edingen binnen. Op het moment dat ik de stad binnenkom, lijkt er eerst niks te gebeuren. Totdat ik ineens midden op straat een tweetal borden vind. Het ene heet mij in twee talen welkom in de provincie Henegouwen; aan de overkant zie ik zijn collega die ons in het Nederlands verwelkomt in Vlaanderen.

Verderop in de stad: de straatnaambordjes worden tweetalig en om mij heen maken de beenhouwers plaats voor boucheries en worden de bakkers patisseries. Edingen is een kleine, eenvoudige provinciestad, met winkelketens en een marktplein met kroegen. Wat de stad bijzonder maakt is dat het een Waalse stad is met een Nederlandstalige minderheid.  Vlamingen die hier wonen hebben recht op onderwijs en verenigingsleven in de eigen taal. Mocht België uiteenvallen dan zullen dit soort tweetalige plaatsen voor problemen zorgen. Want wie heeft dan welke rechten?

Toch heeft het plaatsje ook een echte verrassing. Het onverwachte zit hem in een hoek van het plein. Ik fiets de poort door en sta enkele momenten later in een enorm negentiende-eeuws park dat qua omvang en prestigeuze krullerigheid zo in Brussel had kunnen staan. Dit voelt als een spoor van de Waalse rijkdom van weleer.

In de speeltuin van het dorp laten enkele jonge ouders hun kinderen uit net voordat een naderende regenbui zal losbarsten. Anne en Vincent zitten op een bankje terwijl hun vijfjarige zoontje Matthieu energiek de mogelijkheden van het klimrek onderzoekt. 'Echt tweetalig is deze stad niet meer,' weet Vincent. 'Dat was vroeger erger, al lijkt het langzaamaan terug te komen. In mijn buurt komen mondjesmaat  steeds meer Vlamingen en gemengde gezinnen wonen.'

Vincent verdient zijn geld net als de meeste Edingenaren in Brussel. 'Ik werk in een chique hotel dat vroeger bekend stond om zijn Franse allure,' vertelt de veertiger. 'Toen ik er kwam werken werd er alleen maar Frans gesproken. Maar sinds een aantal jaar heeft ook daar de meertalige ambitie toegeslagen. Alle mensen die daar nu aangenomen worden zijn Vlaming, omdat zij hun talen wel spreken.' Vincent doet hard zijn best om het Nederlands onder de knie te krijgen omdat hij anders de boot dreigt te missen. 'Ik denk echt dat ik niet zomaar een andere baan kan vinden, maar Nederlands leren is moeilijk,' legt hij uit. 'Mijn moeder was Vlaams maar heeft altijd Frans tegen mij gesproken. En het probleem is dat de Vlamingen onmiddellijk naar het Frans switchen als ik maar even naar woorden zoek, zo leer ik het natuurlijk nooit.'

Anne, de vrouw van Vincent, beheerst het Nederlands nog minder dan haar man. Beiden verwijten het de generatie van hun ouders. 'Ik weet echt niet waarom ik op de middelbare school maar een uur per week Nederlands kreeg,' vertelt ze. 'Nu kan ik mijzelf in Vlaanderen net redden in een winkel, meer niet.'

Gelukkig voor de kleine Matthieu is er een hoop veranderd. 'Hij krijgt nu op de kleuterschool al een uur per week Nederlands en als hij straks zes is, worden dat er vijf,' vertelt de trotse moeder. 'Wat ons is overkomen zal Matthieu niet gebeuren,' voegt Vincent toe. De vader is ambitieus: 'Ik wil hem zo goed mogelijke kansen geven in het leven en het spreken van alle landstalen is daarvoor een voorwaarde. Vijf uur op school is mooi maar over jaar melden we Matthieu ook aan voor de Vlaamse Chiro (padvinders, red.) in Herme.'

Diezelfde avond steek ik de taalgrens weer over en logeren we bij Willy Michiels in Sint-Pieters-Leeuw. De Vlaming roept wat ik hier constant hoor: 'Ik ben geen Flamingant, maar ik vind wel dat de Walen Nederlands moeten spreken als ze in Vlaanderen zijn,' vertelt de man van zeventig. 'Hier in het dorp komen steeds meer Walen wonen, ik heb inmiddels geen Vlaamse buren meer. De een praat wel Vlaams; de ander niet terwijl hij hier al meer dan tien jaar woont.' Voor Willy ligt het aan de Walen en zij moeten maar met een oplossing komen.

Het zal wel de ervaring van de Vlaming zijn, maar toch stuit ik op ongelofelijk veel welwillendheid aan Franstalige kant. Borden op de wegen rond de taalgrens prijzen cursussen Nederlands aan en in Edingen is sinds kort een van de eerste echt tweetalige scholen van België.

Misschien hadden de Franstaligen er eerder aan moeten beginnen en velen geven dat ook ruiterlijk toe. Maar: het is beter laat dan nooit. Zaterdagavond schaar ik mij in een Brussels café aan een tafel met vijf Walen. Mijn Frans is net zo gebrekkig als hun Nederlands, we praten traag in de twee talen door elkaar. Mijn tafelgenoten krijgen pretoogjes en worden steeds gretiger. 'Eindelijk mogen wij het eens echt proberen! En is Frans niet direct de voertaal' zegt een jongen aan de tafel. De rest knikt instemmend.

Op de terugweg naar mijn huis in Brussel realiseer ik mij dat er in dit land iets grondig mis is. Veel Vlamingen roepen ongeduldig dat de Walen beter hun best moeten doen en Nederlands moeten leren terwijl ze zelf maar al te graag hun kennis van de Franse taal etaleren. Maar eigenlijk kunnen de Walen het Nederlands het beste leren van die Vlaming zelf, dus: laat die Franstaligen rustig zoeken naar hun woorden.

Vertel het verder: