Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Halleluja

Een grijze plooirok, op de groei gekocht. Gemaakt van stof die prikte. Een herkenbaar uniform. Tot op de enkel reikte die nog, toen we als zevenjarige de klas van juffrouw Maes binnenstapten. Juffrouw Maes was een lieve juf. Juffrouw Maes had een boomgaard aan de rand van de ring. Juffrouw Maes moest ons iets vertellen.
Door Astrid Wittebolle op 25 nov 2009
Tekst
Grenskijker

Een grijze plooirok, op de groei gekocht. Gemaakt van stof die prikte. Een herkenbaar uniform. Tot op de enkel reikte die nog, toen we als zevenjarige de klas van juffrouw Maes binnenstapten. Juffrouw Maes was een lieve juf. Juffrouw Maes had een boomgaard aan de rand van de ring. Juffrouw Maes moest ons iets vertellen. Christeltje was ziek. Haar naam werd een verkleinwoord. Ze zou een tijdje niet bij ons zijn. Verscheen ze toch een keer, dan droeg ze vlechten als een hoedje. Ze konden op. Ze konden af. In de les bij juffrouw Maes droomden we voor het eerst van een prins. Hij bestond. Het ideaal. Halleluja! Hoe graag hadden we dat tijdens de schoolmis uitgeroepen. Want zo hadden we het verstaan: als een vreugdekreet. Verkeerd verstaan. De kerk was donker, de kinderen stil en Christeltje zat verstopt in haar witte kistje. Alles was verkleinwoord. Sip keken we naar de kaarsjes. Dat er een Jezus was, een goede God en Sinterklaas en pater Damiaan en dat Christel toch in dat witte kistje lag. Daar zei juffrouw Maes niets over. Geen hallelujaatje. Helemaal niets.

Vertel het verder: