Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Vliegende hollander

“Kinderen, vanmiddag gaan we naar de speeltuin.” Bij zonnig weer klinkt de stem van juffrouw Maria nog altijd ergens in de achtergrond. Zij was de leading lady in onze derde kleuterklas. Streng maar rechtvaardig. Wij mochten van haar al leren schrijven. Meters omgekeerde ee-tjes, netjes tussen de lijntjes gemikt.
Door Astrid Wittebolle op 4 jun 2010
Tekst
Grenskijker

“Kinderen, vanmiddag gaan we naar de speeltuin.” Bij zonnig weer klinkt de stem van juffrouw Maria nog altijd ergens in de achtergrond. Zij was de leading lady in onze derde kleuterklas. Streng maar rechtvaardig. Wij mochten van haar al leren schrijven. Meters omgekeerde ee-tjes, netjes tussen de lijntjes gemikt. Ons schooltje had, naast een speeltuin verstopt achter een mysterieus hek, ook een zandbak. Netjes afgezoomd met een muurtje op zithoogte. En daarin, een volière. Er woonde een heuse Vlaamse Gaai. Een grote vogel voor kleine kinderen. Een vogel met vele deuntjes ook. Hij floot het kirren van al die kleuters letterlijk na. Altijd hadden we oog voor hem. Voor hem, en de vliegende hollander. Het speeltuig waar je bij uitstek onvervaard voor moest zijn. Je had er zelf de controle niet meer in handen. Hier moest je, op de rug van het stalen ros gezeten, samen zorgen voor beweging. Liefst schommelen tot aan de lucht. Van al het ongeduldige getrappel was het gras er met de tijd verdwenen. Het had plaatsgemaakt voor aangestapte aarde. Mooi vonden we dat. Hoe we leerden nooit achter de schommels te lopen. Hoe we toch onze losse tand verloren. Hoe dat kinderlijk verlangen naar de hemel, sporen maakte op de grond.

Vertel het verder: